N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Wat maakt het leven de moeite waard? Aai Prins vertaalt Russische klassieken en werkt voor de afwisseling ook als gerechtstolk. Ze bewondert vooral Platonov. „Dat ze zijn werk aan mij geven, dat is fantastisch.”
Ze heeft niets meer in Rusland te zoeken, zegt literair vertaalster Aai Prins (64). Dat is wel een vreemde gewaarwording voor iemand die haar hele leven met Russisch bezig is geweest, die jaren in Rusland gewoond heeft en daar vrienden heeft. Van haar vrienden weet ze heus wel hoe die over de situatie denken, zegt ze bij haar thuis in Amsterdam. Alleen kunnen ze daar niet per e-mail over corresponderen, dan schrijft ze eerder iets als ‘Hoe gaat het in de moestuin?’ „Dus ja, dan heb je het over niks eigenlijk. Dat is heel lastig.”
Dat doet natuurlijk niets af aan het belang van de Russische literatuur, al zijn er mensen die daar anders over denken. Dat vindt Prins ‘absurd’. Maar ze heeft het gevoel dat de scherpste kantjes daar wel weer van af zijn, bij de Studiedag voor Russisch die ze onlangs bezocht was er van protest niet veel meer te merken en er was veel belangstelling. Ze vertelt over de newspeak die in Rusland gangbaar is geworden, in krantenartikelen mag bijvoorbeeld niet over ‘devaluatie’ gesproken worden, dat moet nu ‘omrekening’ heten. Voor een vertaalster wel interessant.
Vertalers moeten veel dingen weten, technische dingen begrijpen, citaten en verwijzingen herkennen en snappen hoe iets zit in een bepaalde tijd.
„Ik heb wel het geluk dat ik echt grote schrijvers mag doen, zoals Tsjechov, Boelgakov, Platonov, dat zijn schrijvers naar wie veel onderzoek is gedaan, dus er zijn veel commentaren waar ik uit kan putten. Maar bij schrijvers die niet zo bekend zijn, raadpleeg ik native speakers en dan vraag ik: kan jij hier chocola van maken? Of ik ga naar mensen in dat specifieke vakgebied, wapenhandelaren of schilders of technici. Dan vertaal ik bijvoorbeeld iets echt letterlijk, dat is dan geen Nederlands, maar dan vraag ik: kan je snappen wat hier bedoeld wordt? En als ze dan vaklui zijn, dan zeggen ze bijvoorbeeld: oh dat is een ‘poelie’, een schijfje om een machine aan te drijven.”
Zoek je ook hulp bij het vertalen zelf?
„Nee, dat doe ik eigenlijk niet. Ik laat mijn vertaling wel lezen, aan mijn man. Vooral Platonov, [Andrej Platonov 1899-1951] dat is zó’n rare schrijver, en mijn streven is om de vertaling net zo bizar te laten klinken als het origineel. Maar ja, als je daar op je zolderkamer jaren aan ploetert, dan weet je eigenlijk zelf niet meer wat nou nog normaal is. Er waren een paar verhalen waarbij ik echt aan hem vroeg: kan ik dit de lezer nog aandoen? Omdat het zo bizar is. Als het niet meer te begrijpen is en de mensen het boek wegleggen, dan kan ik wel zeggen, ja het staat er nou eenmaal zo, maar dan schiet ik het doel voorbij.”
En dat zit hem dan in zijn taal?
„Ja, daar komt altijd een extra accentje in. Als je dat gaat weg-vertalen is het niet meer Platonov. Het gaat bijvoorbeeld over een man die een jonge vriend van hem seksuele voorlichting geeft, heel omfloerst. Hij zegt: ‘Je moet je niet zo erg laten gaan. Sommige mensen hebben daaronder een heel imperialisme zitten.’ Dat is een term die zo uit de sovjetpropaganda komt, overal lag het imperialisme op de loer. Ook bij seksuele lusten. Dat is grappig, over zoiets twijfel ik geen moment. Maar ergens anders zegt Platonov, als een personage langs een fabriek loopt: ‘Hij liep langs de ligging van de fabriek.’ Je denkt, ‘ligging’ dat zeg je zo niet, hij liep langs het terrein of zo. Maar nee, er staat: hij liep langs de ligging. Als je erover nadenkt, denk je op een gegeven moment: nou ja, waarom niet eigenlijk?”
ER KOMT NIET ZO HEEL VEEL GODDELIJKE INSPIRATIE BIJ KIJKEN. HET IS EEN AMBACHT
En als je zo zit te dubben, denk je dan nog steeds: wat fijn dat ik vertaler ben?
„Nou er zitten heel veel voordelen aan. Ik word wakker, ik zet een kopje koffie en ik ga naar boven. En al die mensen die in de file staan elke dag of stom werk moeten vertalen – dan prijs ik mezelf wel gelukkig. Maar het is niet gezond om het alleen maar te doen. Je zit maar binnen.”
Het is ook eenzaam werk.
„Ja, zo’n vertaling daar ben ik wel drie jaar mee bezig, ik werk nogal langzaam. En tussendoor heb je weinig feedback. Ik ga het niet aan mijn man laten lezen voordat het af is. Dus daarom heb ik er altijd ook dingen bij gedaan. Ik werk ook als gerechtstolk, dat is vaak ontzettend spannend en verantwoordelijk werk. Het zijn vooral politieverhoren, de kleine crimineel die bij de Etos een deostick steelt en dan beweert dat hij getraumatiseerd is door de oorlog en dat hij daarom toen het alarm afging, heel hard wegrende en toen had hij per ongeluk nog die stick in zijn hand… Dat vind ik ontzettend leuk om te doen. De laatste tijd doe ik het minder omdat ik zo druk was met Platonov. En ik heb veel voor Oekraïners getolkt.”
Maar dat is Oekraïens en jij spreekt toch Russisch?
„In de Donbas wonen veel Russischtaligen. Dat is ook juist de reden waarom Rusland zegt: dat hoort bij ons. Al die mensen moeten hier woonruimte krijgen, die moeten weer werk krijgen. Mensen die boos zijn, verdrietig. Je zit bij de GGD mazelen en kinkhoest en alle vaccinaties te vertalen, je gaat met mensen naar het ziekenhuis, er zijn mensen die met hun ouders hier zijn gekomen. Mensen die hier soms dementeren. Dat is echt heel lastig. Daarvan is het einde natuurlijk niet in zicht.”
Klampen die mensen zich dan niet aan jou vast?
„Soms wel. In het begin vooral, dan kwamen ze op het Centraal Station aan en het Rode Kruis had daar een post waar ze zich moesten aanmelden. Een enorme stroom van mensen met hun tassen en hun huisdieren en hun opa en oma. En ja, dan klampten ze zich wel eens aan mij vast. Gênant was het ook wel, want de mensen waren heel dankbaar en zeiden: ‘Dank je wel, dank je wel dat je dit doet.’ Maar ik zat er geld te verdienen, want ik werd ingehuurd om daar te tolken. En dat durfde ik natuurlijk niet tegen ze te zeggen.”
Het is wel wonderlijk eigenlijk dat je je geneert dat je geld krijgt juist omdat je werk zo zinvol is.
„Ja, voor geld moet je toch een beetje lijden, hè. Met werken is het eigenlijk zo: óf je doet het om er veel geld mee te verdienen en dan ga je iets verschrikkelijks doen als hypotheekaktes passeren bij de notaris. Dan kan je wel 150 euro per uur vragen. Óf het moet heel erg leuk zijn. Dan ben je bereid om er minder voor te krijgen. Want literair vertalen, als je zo traag bent als ik… Al krijg ik gelukkig ook geld van het Letterenfonds.”
En je geeft ook nog les af en toe. Wat is dan de vertaalopvatting die je aan je studenten overbrengt?
„Vertalen wat er staat. Niet je eigen gang gaan en er dingen bij verzinnen om het mooier te maken. Niet een tekst door Google Translate gooien, dat doen ze ook nog wel eens. Echt de tekst nemen, desnoods alleen maar de woordjes vertalen als je het niet snapt. En dan de teugels laten vieren. Er nog een keer doorheen en er nog een keer doorheen. Native speakers raadplegen. En niet overhaasten, de tijd nemen. Er komt niet zo heel veel goddelijke inspiratie bij kijken. Het is een ambacht.”
Er zit toch ook wel enige creativiteit in?
„Dat wel. Je moet kijken of je in het Nederlands, in de doeltaal, dezelfde indruk of sfeer kunt creëren als in het origineel. Neem de vroege verhalen van Gogol die ik ruim tien jaar geleden vertaalde. Die spelen in Oekraïne, daar kwam Gogol vandaan, maar hij schreef in het Russisch. Zijn personages gebruiken in die verhalen veel Oekraïenismen. Wat doe je dan met woorden die in het Russisch meteen herkenbaar zijn als Oekraïens? Voor de Russische lezer klinkt het Oekraïens een beetje als het Vlaams voor ons – zachter, zangeriger. Gogol heeft zelf bij zijn boek een woordenlijstje Oekraïens-Russisch gemaakt. Dus ik dacht: ik moet ook zoiets doen. Toen heb ik een woordenlijst gemaakt met woorden die Vlaams aandoen, maar het niet per se zijn. Ik ben in dialectwoordenboeken gaan speuren en heb iets geknutseld.”
Dus je hebt een eigen kunsttaal gemaakt in feite.
„Ja, maar op woordniveau. Bijvoorbeeld ‘bijker’. Voor imker. Bijker is een oud-Nederlands woord, het werd gebruikt in Brabant en Limburg. En bijvoorbeeld een boet, dat is een schuur, dat bestaat gewoon. En een ‘broetsknip’.
Een broetsknip?
„Een knip is een brood. En een broetsknip dat duidt dan een brood aan dat voor bruiloften wordt gebakken. Dan probeer ik op die manier iets te over te brengen van het exotische van de brontaal.”
Dat vergt zelfs flink wat creativiteit.
„Ja, ik wil het ook helemaal niet neerhalen, maar het is ook gewoon… Je hebt een probleem, dat moet je oplossen en daar ga je dan een leuke oplossing voor zoeken. Maar ik zie dit niet als supercreatief… nou ja, wel een beetje creatief. Ik was hier uiteindelijk wel trots op, maar ik heb heel lang zitten te denken: kan ik dat nou wel doen?”
JE MOET VERTALEN WAT ER STAAT. NIET ER DINGEN BIJ VERZINNEN OM HET MOOIER TE MAKEN
‘Vertalen wat er staat’ klinkt als een glasheldere aanwijzing, maar dat is het natuurlijk helemaal niet.
„Nee, absoluut niet. Het betekent vooral dat je de tekst niet zó naar je hand zet dat de indruk die de Nederlandse lezer krijgt, verschilt van de indruk die een Rus krijgt. Maar het is altijd een beetje schipperen. Je kunt iets ook helemaal kapot vertalen. Dat je nuances gaat zoeken die eigenlijk niet meer zinvol zijn. Misschien stond de pet van de schrijver die dag gewoon zo, moet je nou op elke slak zout leggen? Maar aan de andere kant, de tekst is het enige waar je op kan varen.”
Heb je wel eens de neiging om zulk soort dingen uit te leggen, als een soort excuus?
„Dat zou ik soms wel willen, maar dat doe ik niet. Dat is mijn eer te na. Er was een keer een schrijver, Alesjkovski, inmiddels overleden, die had het over de Titanic die ‘op één van zijn reizen’ ten onder ging. Die kon ik toen wel even opbellen. Hij zei: oh, verander dat maar. Maar als hij nou dood was geweest, moet ik dan zeggen van, ja, de schrijver zegt dat wel, maar dat klopt niet, er was maar één reis? Of moet je het dan stilzwijgend verbeteren?”
Wat zou je doen?
„Nou, ik word wat milder, dus ik zou het nu denk ik verbeteren. Vroeger zou ik het gewoon laten staan. ”
Het is gewoon een vergissing.
„Ja, maar bij Platonov is dat niet zo. Die zegt heel gekke dingen. Dan moet ik er maar van uitgaan dat hij dat expres heeft gedaan, aangezien hij dat voortdurend doet.”
JE KUNT IETS OOK HELEMAAL KAPOT VERTALEN. DAT JE NUANCES ZOEKT DIE NIET MEER ZINVOL ZIJN
Zit je wel eens in je eentje te lachen als je zit te vertalen?
„Ja, zeker bij Platonov, die is zo raar. Je lacht als je dat voor de eerste keer tot je neemt, maar daarna moet je dat grappige weer zien over te brengen. En er staan ook verschrikkelijke dingen in. Hij wordt vaak als een bizarre schrijver gezien, met een grote fantasie. Maar eigenlijk stoelt alles wat hij schrijft op de realiteit. Dat die koelakken, die rijke boeren, op een vlot worden gezet naar de open zee, zoals in zijn novelle De bouwput beschreven wordt, dat soort dingen zijn gewoon gebeurd. Die mensen nemen nog afscheid van elkaar met een soort reinigingsritueel en ze kussen elkaar vaarwel… Het is ontzettend. De eerste keer dat je het leest is het zo afschuwelijk. Maar als je je dan kan concentreren op de zinnetjes…”
Is het dat gepuzzel wat het zo leuk maakt?
„Ja, en ook dat je met je vingers aan iets groots zit. Platonov, dat is echt de grootste Russische schrijver van de 20ste eeuw wat mij betreft. Dat ze zijn werk aan mij geven, en dat ik dat kan namaken, niet in de zin van kopiëren, maar omzetten. En dat andere mensen dat lezen en daar ook deelgenoot van worden. Ja, dat is natuurlijk fantastisch. Dat is fantastisch.”